Met de eerste Nederlandse Postwet onder Lodewijk Napoleon (1807) werd de postdienst een aangelegenheid van de staat. Na de Franse inlijving werd op 10 juli 1810 de Franse Algemene Instructie van kracht. De Postwet van 1850 bracht ingrijpende veranderingen in de postorganisatie: een postkantoor in elke gemeente, de invoering van brievenbussen en de vrije frankering doormiddel van van postzegels. De eerste zegels verschenen in 1852.
Oorspronkelijk werden de postale berichten uitsluitend in de vorm van een brief verstuurd. Dit was voor korte berichten nogal omslachtig en bij de postwet van 1870 werd daarvoor in de plaats de briefkaart ingevoerd op de uitgifte waarvan de postdienst het monopolie bezat. De postwet werd in 1892 wederom belangrijk gewijzigd door de uitgifte van briefkaarten buiten de PTT toe te laten. De briefkaart moest uiteraard wel aan bepaalde vormvoorschriften voldoen maar de keerzijde werd vrij gelaten.

De prentbriefkaart was geboren alhoewel vanaf 1871 al briefkaarten circuleerden die door afzenders met een persoonlijk stempel waren verrijkt. Aanvankelijk werden de afbeeldingen nog op lithografische wijze aangebracht waarbij de graveur vanaf de foto in steen een negatief graveerde. Maar in het laatste decennium van de 19e eeuw maakte de techniek van de fotografische reproductie (autotypie) een uiterst snelle ontwikkeling en groei door. Hierdoor kon goedkoop fotografisch materiaal worden gedrukt en verspreid.

De prentbriefkaart of ansichtkaart werd enorm populair en in de periode 1902-1910 zelfs als verzamelobject een ware rage. Stad en land werden door fotografen bereisd om overal, tot in de verste uithoeken, kiekjes te maken. In 1905 werd de postwet weer gewijzigd ten voordele van de prentbriefkaart. De adreszijde werd in twee delen gesplitst: een adresdeel en een berichtdeel.
Toen was de prentbriefkaart geboren zoals we die nu nog kennen.
Uit de periode van rond 1900 zijn aldus relatief veel kaarten overgeleverd. Fotografische reproducties van vóór 1900 zijn evenwel zeldzaam. De vroegst bekende kaart met fotografische afbeelding is verstuurd in februari 1896. Tijdens de Eerste Wereldoorlog (1914-1918) waren vele militairen gemobiliseerd en gelegerd in het zuiden des lands. Hun verbondenheid met thuis zorgde voor veel postverkeer met de hartelijke groeten en een korte mededeling over de gesteldheid: uitdrukkelijk was het verboden om over militaire zaken te praten!.
Aldus zijn van de kleinste dorpen en gehuchten prachtige prenten van het toenmalige Betuwse gebied overgeleverd. Een bijzonder type onder de ansichten is de zogenaamde ‘fotokaart’. Een fotokaart is een echte foto waaraan postale eigenschappen zijn toegevoegd. De plaatsaanduiding is meestal op een primitieve wijze (geschreven, gekrast, geponst o.i.d.) in het negatief aangebracht. De oplagen waren zeer laag (vaak enkele tientallen, soms nog minder...) en ze zijn daarom zeer zeldzaam en zeer gezocht.
Hieronder een Betuws A-B-C van ansichten van dorpen en steden in dit gebied